Evangelieprikje 2016

De parabel van de verloren zoon is een gekend verhaal. In dit eenvoudig verhaal zit heel wat, maar de voornaamste reden waarom de parabel zo gekend is zit ongetwijfeld in het feit dat wat er in gebeurt heel herkenbaar is. Hoe mooi de parabel ook is, de aanleiding waarom Jezus hem vertelt is ook niet onbelangrijk. De parabel is een antwoord van Jezus op de discussie met farizeeën en schriftgeleerden die vinden dat een man die beweert van godswege gezonden te zijn zich niet moet ophouden met zondaars en al zeker niet met ongelovigen. Het godsbeeld dat Jezus met de parabel binnen brengt toont zeker gelijkenissen met het godsbeeld uit het Eerste Testament maar er is toch duidelijk een accentverschuiving. Onmiddellijk wordt het duidelijk dat de Vader een verpersoonlijking is van God, dat de schriftgeleerde, farizeeën en alle wetsgetrouwe joden vertegenwoordigd worden door de oudste zoon terwijl de zondaar, de ongelovige zich dan weer mag herkennen in de jongste zoon. Het verhaal zit vol met symboliek en het toont ons dan ook hoe Jezus de relatie God-mens ziet. Voor Hem is de relatie tussen God en mens het best te vergelijken met de relatie tussen een Vader (Moeder) en een kind. Maar er wordt niet alleen gezegd dat we God als een Vader moeten zien, Jezus schetst in zijn parabel ook een beeld van wat voor soort Vader God wil zijn voor ons. Wie weet, kan het ook de ouders van vandaag inspireren.

Het eerste wat me opvalt is de vrijheid die de Vader zijn jongste zoon geeft. De jongste besluit zijn deel van de erfenis te vragen en vertrekt een tijdje later. Nergens een Vader te bespeuren die zegt dat hij of te jong is of die weigert het deel van de erfenis aan zijn jongste te geven. Dat is raar, want dat zal waarschijnlijk toch niet de droom geweest zijn die de Vader had voor zijn jongste zoon. Maar blijkbaar is voor de Vader, voor God dus de vrijheid een heilig iets en wil hij zijn zoon de kans geven om te ontdekken wie hij wil worden en zijn. Hij laat zijn kind zijn dromen volgen zonder zijn eigen droom op te leggen. Dat beeld staat haaks op het godsbeeld dat door heel veel mensen en media verspreid wordt. Wie gelovig is, verliest volgens de meeste mensen zijn vrijheid, je wordt gevangen in een bepaald keurslijf. Eigenlijk denken veel ongelovige broeders en zusters dat alle gelovigen braaf en werkwillig moeten zijn als de oudste zoon. Jezus is het daar blijkbaar niet mee eens. Hij zegt niks negatiefs over de oudste zoon, maar laat in de reactie van de Vade wel zien dat God niet alleen openstaat voor hen die braaf en werkwillig zijn. Elk mens krijgt van God de vrijheid om uit te zoeken wie hij wil zijn of worden. De relatie God-mens is er geen die standhoudt onder dwang, God verplicht tot niets.

Verder valt op dat de Vader bezorgd blijft over zijn zoon, ook al vertoeft die in andere oorden, hoe kunnen we het anders verklaren dat Hij op de uitkijk staat? Je kan je de vraag stellen of een bezorgde ouder niet op zoek zou moeten gaan naar zijn kind, maar dan loop je het risico om de vrije wil door emotionele chantage het zwijgen op te leggen. God wacht gewoon af en als Hij ziet dat één van Zijn kinderen terug wil keren, dan vergeet Hij eventjes Zijn goddelijke majesteit en loopt Hij Hem tegemoet als een verliefde puber die een geliefde een tijdje heeft moeten missen. Zo mooi dat de ontroering van de Vader in het verhaal zelfs toehoorders kan ontroeren.

Neemt niet weg dat de jongste zoon niet teruggekeerd is als gevolg van een positieve keuze. Hij is teruggekeerd uit pure armoede. Maar als een echte Vader maalt God daar niet om, Hij is al lang blij dat de zoon zich vrijgevochten heeft uit de vangarmen van drank, hoeren, ... Hij stelt ook geen vragen of voorwaarden om de jongste zoon weer op te nemen, Hij mag zomaar weer binnen, zo is onze God.

Hoe sympathiek dat ook moge lijken in dit verhaal, het neemt de realiteit van de oudste zoon niet weg. Het is heel begrijpelijk dat de oudste zoon reageert op de manier die in de parabel beschreven staat. Maar God blijft zijn hand ook uitsteken naar de oudste zoon. Als hij niet binnen wil komen, dan laat God hem niet zomaar buiten staan. Hij gaat naar hem toe en probeert hem uit te leggen dat hij niks heeft om jaloers over te zijn. Hij kan alleen jaloers zijn als hij zijn vader dienen als een last zou zien. Als hij vreugde vindt in zijn werk dat hij voor zijn vader mocht doen, zou hij niet jaloers zijn op zijn broer, maar zou hij er eerder medelijden mee hebben. Hoe zit dat met ons? Zien wij ons geloof als een lust of een last? Hebben wij het gemakkelijk met Gods vergeving, zelfs bij mensen die het volgens ons helemaal verkorven hebben? Kunnen wij aanvaarden dat God iemand blijft zien als zijn kind, wat er ook gebeure? Als we het daar moeilijk mee hebben, dan moeten we maar kijken naar ouders die het goed menen maar wiens kinderen op het verkeerde pad geraakt zijn. Uiteindelijk blijven die kinderen ook hun kinderen. De meeste mensen zijn het daar over eens, wat niet wil zeggen dat het altijd gemakkelijk is, maar het is en blijft je kind ...

Als we er niet in slagen om in te zien dat God al zijn kinderen vrij wil laten, ook om dingen te doen die Hij niet wil, maar uiteindelijk van elk van die kinderen blijft houden, dan zijn we als de oudste zoon. We slagen er dan niet in om de relatie tussen God en mens te zien als een relatie tussen een liefhebbende Vader – die de vrijheid van zijn kinderen respecteert – en een kind. Als dat zo is, zijn wij misschien meer ‘verloren’ dan de jongste die teruggekeerd is, want dan vermoorden we Gods liefde die hier in dit verhaal aan ons verschijnt als barmhartigheid.